Eind negentiger jaren speelde ik in de voorstelling ‘Dakloos Thuisloos’ door theatergroep Utrecht. Het stuk speelde zich af op een dagopvang voor dak- en thuislozen en gaf een beeld van de dagelijkse praktijk in een dagopvang. Mijn rol was die van begeleider bij de opvang. De cliënten werden gespeeld door voormalig dak- en thuislozen die hun eigen verhaal speelden. Het was in het nieuws in die jaren en zelfs het NPO programma Zembla besteedde er aandacht aan en volgde de acteurs. We repeteerden een jaar lang elke donderdagavond en werkten zo toe naar een première in de stadsschouwburg in Utrecht.
‘Toen ik dakloos was, heb ik vaak geslapen in achtertuinen. Dan klom ik stiekem over de schutting en sliep ik in een tuinstoel of op een bankje. Soms zelfs onder het slaapkamerraam van gezinnen die ik niet kende, maar waar ik best wel even bij had willen horen. Misschien had ik dan geleerd hoe dat is, een thuis.’
Naar aanleiding van een bericht van het college voor de rechten van mens over de ETHOS-telling die sinds 2023 wordt uitgevoerd, stond ik weer even stil bij de voorstelling en de verhalen van de ervaringskenners. Die ETHOS-telling is een initiatief sinds 2023 en geeft een beeld van het aantal werkelijke dak- en thuislozen die veel hoger blijkt te liggen dan de jaarlijkse telling door het CBS.
‘Ik mis het land dat mijn thuis was. We woonden in de bergen, waar ik zorgde voor mijn vader, voor het gezin. Het leven was goed en ik was gelukkig, tot ik moest vluchten. Laatst heb ik mijn dorp getekend. Ons huis. De dieren. De planten. Ons leven. Mijn hart huilt. Alles wat ik achterliet, is daarop te zien. Zo hou ik vast wat ik voor altijd ben kwijtgeraakt.’
Na ‘Dakloos Thuisloos’ blijkt er veel veranderd als het gaat om de samenstelling van de groep dak- en thuislozen. Onze cast bestond uit enkel mannen, ieder met een eigen verhaal waarom ze op straat terecht waren gekomen. Het begint met een traumatische ervaring gevolgd door een reactie dit trauma zoveel mogelijk te vergeten, met vaak als resultaat alcohol- en/of drugsverslaving. Wat mij is bijgebleven is dat ieder een persoonlijk verhaal had en het missen of verliezen van liefde bij iedereen centraal stond. Want hoe richt je je leven in als je nooit liefhebben hebt kunnen ervaren of leren? Of wat overkomt je als je romantische liefde je afwijst en het contact verbreekt. Dat je uit onmacht in gevecht komt en opeens geconfronteerd wordt met een contactverbod? Een liefde verliezen door ziekte of een ongeval kan je laten dwalen.
‘Ik had nooit gedacht dat ik mijn thuis zou kwijtraken. Toch is dat wat er gebeurde. Ik kon alleen nog maar huilen, alles was ik kwijt. Vaak kwam het beeld in me op van mij als ukkepuk, hoog op de schouders van mijn vader. Niks kon mij gebeuren, terwijl ik uitkeek over de wereld. Je veilig weten. Dat verdwijnt zo gauw er geen thuis meer is.’
De vlucht om jezelf te ontlopen en jezelf te verdoven is makkelijk gemaakt als je toekomst zinloos lijkt en ik ben ervan overtuigd dat de pijn die je voelt je kan laten kiezen voor het leven in een roes. Het beloningssysteem van een verslaving kan zo fnuikend zijn, het houdt je weg van de problemen die je op te lossen hebt. Het maakt dat het ‘regelen van jouw middeltje’ een dagvullende bezigheid wordt. Dat is een hellend vlak en gaat ten kostte van al je reserves, tot je uiteindelijk bereidt bent zonder dak boven je hoofd te leven. Je zet iedereen die je liefhebt en kent op afstand en je maakt jezelf tot slachtoffer van alles wat je is overkomen. De verslaving, de dakloosheid en het slachtofferschap gaan hand in hand en deze driehoek-relatie kan eeuwig voortduren. Mijn mede-acteurs hadden jaren van hun leven gespendeerd aan deze giftige relatie en ieder voor zich besloot de situatie te doorbreken. Zij kozen ervoor om weer in contact te komen met zichzelf. en opnieuw te verbinden met de mensen die ze achterlieten.
‘Als ik droom van een thuis, zie ik me samen met mijn vriendin. We hebben kinderen. Ik hoor hun voetjes dribbelen over de vloer. Ze roepen me omdat ze me nodig hebben. Ik zal ze liefdevol bij de hand nemen om te ontdekken welke kansen het leven biedt en hoe je die kunt omarmen. Ook als je een keer iets niet goed hebt gedaan. Want ook dan verdien je een kans.’
Welzijn, zingeving en verbinding is een verlangen en behoefte die in ons allemaal huist. Het is een gemis als je het niet ervaart of hebt. De weg die je af te leggen hebt is niet eenvoudig, je komt jezelf echt tegen en de omstandigheden houden je regelmatig een spiegel voor. Het is dan moeilijk om niet terug te vallen in oude gewoonten. Het beloningsmonster achter je verslaving ligt op de loer en zegt je: ‘je hebt het nu zo moeilijk, je hebt wel iets verdient om even te vergeten’ of ‘je bent zo goed bezig je hebt wel iets verdient om het te vieren’.
‘Het voelt alsof ik een kaartenhuis bouw, dat halverwege steeds in elkaar dondert. Hoe vaak ik ook opnieuw begin. Alsof de fundering onder mijn bestaan niet helemaal waterpas is. Zoiets. Die fundering is een thuis. Zonder thuis is het een hele klus om jezelf te ontwikkelen. En om blij te zijn met wie je dan ziet.’
De keuze om anders te willen leven ligt altijd bij jezelf maar het helpt als je in je omgeving mensen hebt die interesse tonen in wie je bent, wat je kan, wat je voelt en wat je wil. Een dakloze die ik op straat passeer is ook een confronterende spiegel mij vertelt dat dit ook mij kan overkomen. Dak- en/of thuisloosheid is inclusiever en meer divers geworden. Het aantal jonge mensen groeit, het aantal alleenstaande moeders en vaders nemen toe en een groot aantal uitgebuite arbeidsmigranten eindigen op straat. Wonen is een mensenrecht en toch stellen we mensen en kinderen bloot aan een hard leven, in weer en wind. Of in de onzichtbare wereld van couch-surfen bij familie, vrienden en kennissen.
‘In mijn dromen kom ik nog wel eens thuis. Ik ben dan vijf. Ik zie me rennen naar de draaimolen in de speeltuin. We ravotten, we hebben elkaar. Maar dat is 65 jaar geleden. Daarna ben ik nooit meer thuis geweest. Nergens. Thuis betekent álles. Want als er geen thuis is, is er niks. Mijn leven lang heb ik gezocht naar wat er niet meer was, maar wat alles voor me betekende.’
Wonen is een belangrijk onderwerp in de huidige samenleving. Dat wonen een mensenrecht is, lijken we te vergeten in gesprekken over bouwen, stikstof en rendement. Hoe kunnen we als samenleving samenwonen? Dus niet samenwonen als afgezonderde bezigheid met je partner. Ben ik in staat om mijn huis te delen met iemand die een dak boven het hoofd nodig heeft? En ben ik dan bereidt om echt te delen of blijf ik de eigenaar, de baas? Welke onderlinge afstemming zou nodig zijn om een dak boven je hoofd te delen? Door deze vragen aan mezelf te stellen besef ik mij dat ik nog niet helemaal klaar ben om iemand uit te nodigen met mij samen te wonen.
‘Het koffieservies. Dat is alles wat ik nog heb van thuis. Als ik het vasthou, zie ik mezelf weer als jongetje. Ik ruik de koeien, het versgemaaide gras. Ik voel de gezelligheid, het zorgeloze. Ik zie mijn ouders, mijn zusjes, mijn broer. Ik hoor ons lachen. Maar het land waar mijn thuis was, bestaat niet meer. Het is kapotgeschoten in de oorlog. Nu is Utrecht mijn thuis. Dat is de plek die ik mis zodra ik er niet ben.’
Kunnen we dan bij ieder nieuw wooninitiatief van het begin af aan toegankelijkheid voor iedereen toevoegen aan de gezamenlijke intentie? Waar ruimte is voor mensen die even niet financieel of anders kunnen bijdragen? En plek met tijd en ruimte nodig om aan jezelf te werken? Als alle mooie en nieuwe initiatieven die ik om me heen zie ontstaan dit toevoegen aan hun uitgangspunten dan kan de wereld weer een flink stuk mooier worden. Ik was laatst bij het Eigendom Anders Wonen festival, waarbij de essentie was dat het ‘van zichzelf’ maken van grond en vastgoed een liefdevol samenleven mogelijk kan maken. Hoe mooi zou het zijn als we daarmee ook de mensen buiten onze bubbels een handreiking doen en plek bieden om samen te groeien en te bloeien.
‘Mijn man verstikte me. Hij sneed me af van alles en iedereen om me heen. Hij isoleerde me, omdat hij bang was dat ik hem zou verlaten. Ik ben vernederd, gebruikt. Nu ben ik dakloos, maar ik kan eindelijk leven. Ik ben vrij. Iedere dag ontmoet ik lieve mensen die mij zien en met wie ik mijn verhaal kan delen. Ik kan ademhalen. Ik kan groeien. Ik kom eindelijk weer thuis.’
De voorstelling ‘Dakloos Thuisloos’ speelden we 22 keer, naast acteur was ik ook de chauffeur van het spelers busje. Dat waren bijzondere ritten door het hele land en nog enige jaren na de voorstellingen kwam ik regelmatig mede-acteurs tegen. Nu ruim 25 jaar later zie ik niemand meer en ben ik even in gedachten bij ze. Ik hoop dat ze hun monsters verslagen hebben en onder de pannen zijn. Wat ik betreur is dat de problematiek rond dak- en thuisloosheid een kwart eeuw later meer aandacht verdient als we wonen echt als mensenrecht zien.
Pieter Hessel
samenlevenskunstenaar
‘De quote’s komen uit verhalen van mensen die weten wat het is om geen thuis te hebben.’