Ik droomde dat mijn benen het niet meer deden, ik moest me met behulp van krukken voortbewegen. Mijn benen voelden als verlamd, ik kon me met enige moeite voortbewegen met de krukken die ik bij me had, mijn benen zwabberend achter mij aan. Ik was met de trein op weg naar een afspraak en moest op het volgende station overstappen. Alles in mijn droom leek op de huidige omgeving en samenleving met als enig verschil dat er naast een overvloed aan poortjes ook overal loketten met spoormedewerkers voor de verkoop van kaartjes waren. Op weg naar mijn afspraak moest ik op dit station overstappen en weer een kaartje kopen voor de doorreis. Dus zwabberde ik met mijn krukken door het poortje naar het dichtstbijzijnde loket.
- “Een enkele reis alsjeblieft” zei ik tegen de medewerker achter het loket.
- “Bent U wel in staat om zelfstandig te reizen?” was het antwoord, ik schrok.
- “Ja, natuurlijk kan ik dat. Ik ben hier ook met de trein naartoe gekomen”, was mijn antwoord.
- “Kunt U mij een doktersverklaring overleggen waarin tot uiting komt dat U in staat bent zich zelfstandig voort te bewegen?”, vroeg de lokettist.
- “Nee, die heb ik niet. Maar zoals ik al aangaf ben ik ook tot hier gekomen en ben ik prima in staat om mij van A naar B te bewegen”, was mijn antwoord.
- “Zonder doktersverklaring kan ik U geen reisdocument verkopen, dat is het protocol!”, was de reactie vanachter het loket, “Volgende alstublieft”.
Ik keek om mij heen met een gevoel van machteloosheid. Ik keek rond of ik iemand kon vinden die dezelfde verontwaardiging voelde als ik. Maar in de blikken van de omstanders herkende ik enkel angst. De omstanders vermeden iedere vorm van contact en richten hun ogen naar beneden en liepen snel door. Ik probeerde omstanders waarvan ik vermoedde dat ze het voorval aan het loket hadden mee gekregen te betrekken. Iedereen ontweek mijn blik en niemand luisterde naar mijn argumenten. Mijn medereizigers die getuige waren van mijn zelfstandige tocht naar het loket zagen mij niet en kozen snel en angstig hun eigen weg. De regels en de protocollen leken alles te bepalen. Ik voelde mij afgewezen door iedereen. Er was niemand die mij enige troost bood, ik voelde me boos en intens verdrietig en de tranen stroomden over mijn wangen.
Toen schrok ik wakker met nog steeds dat gevoel van wanhoop en machteloosheid in mijn lichaam. Wat een stressvolle situatie voor lichaam en geest is dit, bedacht ik me. Stel je voor dat je dergelijke gevoelens iedere dag moet doorstaan. Dat je door regels, protocollen of algoritmen wordt afgewezen en buitengesloten omdat je anders bent. Omdat je er niet bij hoort vanwege je mobiliteit of uiterlijk. Dat lijkt mij een nachtmerrie waaruit je niet kan ontwaken.
Helaas is dit dagelijkse praktijk voor veel mensen in onze directe omgeving. Buitengesloten, gediscrimineerd, klein gehouden of genegeerd worden. Je niet gehoord of gezien voelen. Je minderwaardig voelen.
Een tweetal voorbeelden schieten mij te binnen:
Laatst stapte in het wijkje waar ik woon een buurtvader uit het leven. Een combinatie van alcohol, slaappillen en koolmonoxide in een gebarricadeerd schuurtje. Een briefje op de deur: “Kom niet binnen, bel meteen 112”. Zeven kinderen werden vaderloos. Wat een verdriet. Vader was een leven lang depressief, hij zwabberde door het leven. Hij was een eenvoudige jongen, had het moeilijk en begreep zijn eigen depressies niet goed. Hij zocht zijn geluk buiten zichzelf, hij werd verliefd en ging trouwen, maar hij bleef depressief. Het eerste kind kwam er was houden van, maar hij bleef depressief. Er volgde meer kinderen en hij bleef depressief. Hij ging scheiden en vond nieuwe liefde maar bleef depressief. De mensen in zijn directe omgeving en de professionals van de instanties waar hij mee te maken had keken weg of herkenden de lange lijn in zijn dossier niet. Je wijkt af, je bent niet mondig, je wordt niet gezien, je valt niet binnen het kaders, de regels of de protocollen. En als je er niet meer bent, spreekt iedereen van een groot drama.
Een acteur waarmee ik in het verleden samenwerkte, belde mij vanuit een cel op kerstochtend. Hij was opgepakt op verdenking van belaging (stalken) er was aangifte tegen hem gedaan. Hij mocht één telefoontje plegen en belde mij. Hij klonk onsamenhangend en getraumatiseerd. Ik kon op dat moment niet veel doen dus gaf hem het advies zijn ervaringen op te schrijven. Later werd ik zijn contactpersoon voor zijn familie, vrienden en zijn advocaat. Het was coronatijd, daardoor was er duidelijk meer afstand dan normaal tussen advocaat en client, tussen reclassering en client en tussen Openbaar Ministerie en verdachte. Een jaar later diende zijn zaak en werd hij vrijgesproken. Een jaar lang werd hij geconfronteerd met mensen die twijfelden of hij schuldig of onschuldig was: vrienden, familie, reclasseringsambtenaren, psychologen, begeleiders, agenten, wijkagenten, openbaar ministerie, rechters en advocaten. Ik ging met hem mee naar gesprekken en verhoren. Hij was zo getraumatiseerd dat hij niet meer helder kon denken en spreken. Hij kreeg van de professionals het stempel narcist en anti-sociaal mens, want dat zijn de eigenschappen van een stalker. Zijn vervolging was in mijn ogen voor een belangrijk gedeelte gebaseerd op waar zijn wieg ooit stond. Het Rifgebergte, zijn ouders zochten een betere toekomst voor hun kind en op zijn elfde werd hij met zijn ouders in Nederland herenigd. Sindsdien wordt hij buitengesloten en gediscrimineerd op zijn Noord-Afrikaanse roots. De mensen in zijn leefomgeving en de professionals van de instanties waar hij mee te maken had keken weg of misten de lange lijn in zijn dossier.
Ik was zelf ooit gastarbeider in Zwitserland halverwege de jaren tachtig. In Zwitserland was een groot tekort aan arbeidskrachten in de horeca en de verpleging.
Ondanks dat ik mij mede Europeaan voelde in Zwitserland, hoorde ik er niet bij. Ik kreeg een werkvergunning voor een jaar en daarna werd ik geacht minimaal drie maanden het land verlaten. Toch had ik als arbeidsmigrant niets te klagen, ik verkeerde ondanks alles in de luxe omstandigheid dat ik ieder moment huiswaarts kon vertrekken en altijd nog een bestaansminimum in eigen land kon krijgen. Het was voor mij een groot avontuur en alles wat mij kon overkomen was terugkeren met lege handen en misschien een klein deukje in mijn ego.
Mijn Ghanese collega in Zürich, Richard, die voor dezelfde werkgever werkte als schoonmaker deed dat omdat er geen inkomen en toekomst was voor jonge mensen in zijn land. Met lege handen terugkeren was voor hem geen optie en daar bovenop had hij met veel meer vormen van uitsluiting te maken dan ik. Hij werkte net zo hard en kreeg toch de kleinere kamer. Ik kreeg een brommertje voor het woon- werkverkeer, hij moest zijn OV zelf betalen. En bij de entree van de danszalen, dansen was onze gezamenlijke passie, werd hij regelmatig geweigerd vanwege zijn uiterlijk.
Het probleem is dat mijn droom voor velen onrealistisch lijkt en tegelijkertijd voor veel mensen de realiteit is. Ik durf te zeggen dat ik wat butsen heb opgelopen als het gaat om buitengesloten worden, ik ben niet in rijkdom opgegroeid en mijn ouders hadden enkel de lagere school doorlopen, maar extreme uitsluiting ken ik niet. Hoe zorgen we ervoor dat we de ontmenselijking van regels en systemen stoppen? Hoe leren we elkaar weer echt te zien en te horen?
Voor mij geldt dat of het nu goed of slecht met me gaat, ik heb mensen om me heen nodig die mij geaard houden en in de realiteit zetten. Dan kan ik inzien en accepteren wat mijn bijdrage is aan het geheel en wat de effecten daarvan op anderen zijn. Mijn omgeving, de mensen die om mij heen leven en staan, die kunnen zorgen voor mijn stabiliteit in wat ik te doen heb in mijn leven.
Een mens- en Aardewaardige samenleving begint bij mij en de mensen waarmee ik mij verbonden heb. Het is mijn overtuiging dat het allemaal begint met het doorgronden van jezelf en vervolgens je verantwoordelijkheid te nemen in vrijheid en in het belang van het geheel. En dat te delen met de mensen in jouw omgeving.
Niet alleen met gelijkgestemden. Niet alleen binnen jouw bubbel. Ook daarbuiten.
Pieter Hessel
samenlevenskunstenaar.